Het Landhuis ligt in een waardevol gebied met een bijzondere geschiedenis.
Buurschap Roosenhorst bevindt zich op een strandwal met aan de zeezijde de duinen en aan de andere kant de Vliet met daarachter het klassieke Hollandse veenweidenlandschap. Het is een half open gebied met statige bomenlanen
met monumentale boerderijen, buitenplaatsen en villa’s; vlakbij ligt, tussen opgaand bos, de historische buitenplaats Duivenvoorde.
De locatie was volgebouwd met kassen en bijgebouwtjes, maar door de transformatie werd het historische landschap deels hersteld.
De architect heeft het buurschap verdeeld over vier woonmilieus met elk een eigen buiteninrichting die verwijzen naar de landschapstypen die voortkomen uit de agrarische functie van het cultuurlandschap: de weg met lintbebouwing, het bos voor hakhout, weidegronden voor vee, moestuinen en boomgaarden voor groenten, kruiden, noten en fruit. Deze landschapstypen, met de bijbehorende bebouwing, hebben zich in de loop der jaren uiteraard ontwikkeld; recreatie en natuurbeleving spelen inmiddels een belangrijkere rol, terwijl de zuiver agrarische functie van het gebied is afgenomen. De belangrijkste landschappelijke elementen zijn echter hetzelfde gebleven; door hierop voort te bouwen heeft de architect Roosenhorst in de Duivenvoordecorridor ingebed.
Het Landhuis in het vrije veld: vanaf de Horstlaan, over de Veurseweg heen, ligt net even verschoven een beukenlaan, de hoofdontsluiting van Buurschap Roosenhorst. Onder de beschutting van de bomen rijdend kijk je ver het landschap in richting de Vliet. Aan deze zijde ligt de formele entree van Roosenhorst: een lindelaan voert naar het Landhuis met appartementen aan het water, op 70 cm boven maaiveld, omgeven door rode beuken.
Het Landhuis is de eyecatcher van Roosenhorst, en refereert naar de historische buitenplaatsen in de Duivenvoordecorridor, die van oorsprong wat dieper in het open landschap staan en met lanen verbonden zijn met de hoofdontsluiting. Het kan gezien worden als een ‘moderne’ vertaling van het typische landhuis, iets wat zich aan meerdere aspecten af laat lezen. Bij dit symmetrische woongebouw zijn alle ramen gelijk waardoor er, typisch voor een landhuis, niet zichtbaar is welke functie zich achter de ramen bevindt. Deze repetitie wordt onderbroken door de verhoogde entree met een dubbelhoge deurpartij. Zo ontstaat er aan de entreezijde een zeker mate van grandeur, terwijl de zijgevels van het gebouw neutraler zijn. Ook kent het gebouw een duidelijke horizontale driedeling: een basement, een piano nobele en een beëindiging: het dak. Naast dit spel van horizontale en verticale lijnen zijn ook de aangezette hoeken typisch voor een landhuis. Dichterbij het gebouw is de rijkdom van de materialen en detaillering voelbaar; de witte bakstenen gevel verwijst daarbij naar de grote landhuizen die we vaker terugzien in de Duivenvoordecorridor. De buitenruimte is geen tuin maar een park met een ‘private openbaarheid’. Door het Landhuis te omzomen met rode beuken vormt het een accent aan het einde van een lange zichtlijn, die op grijze dagen in een streep zonlicht oplicht.

